Sunday, March 05, 2006

Wigglesworth & Shostakowitsch















Een goed klassiek concert op zijn tijd, daar kunnen wij altijd weer van genieten. We hebben dit jaar al aardig wat zondagochtendconcerten bezocht. Toevallig kwam afgelopen week de folder van her concertgebouw, met de serie voor 2006/2007. Ik heb meteen weer 10 concerten besproken. Ik vind het een ideale en relatief goedkope manier om van klassieke concerten te kunnen genieten. Je verplicht jezelf min of meer om te gaan en die dagen vrij te houden, je plant ze echt in, in je agenda. Het is niet duur; een kaartje kost, met AVRO-korting €12 en dan krijg je daar ook nog gratis openbaar vervoer bij in Amsterdam! En tenslotte is het voor ons op een prettige tijd om oppas te regelen voor de kinderen.
Vandaag stond de 11e symphonie van Shostakowitsch op het programma, uitgevoerd door het RFO, onder leiding van Mark Wigglesworth. Deze dirigent bleek bij zijn entree niet groter te zijn dan ongeveer 1.70 m!! Maar dat lengte niks met goed dirigeren te maken heeft, bleek al snel. Als een kleine Napoleon Bonaparte, dirigeerde hij zijn troepen door de symfonie heen.
Zo nu en dan wild gebarend en zwiepend met zijn stokje, dan weer onbewogen rustig wiegend. Het was een mooie ervaring en een geweldig stuk, zeker als je de geschiedenis erachter ook nog even leest. Een aanrader! Voor de liefhebbers volgt hierna nog een biografie van Shostakowitsch, met dank aan Wikipedia.

De in Sint Petersburg geboren Sjostakovitsj was een muzikaal wonderkind, als pianist en componist. Als zestienjarige speelde hij piano in filmhuizen en vaudeville-theaters, om in het levensonderhoud van zijn familie te voorzien. Hoewel velen deze achtergrond als 'kenmerkend' voor de latere Sjostakovitsj zien, keek hij er zelf met afschuw op terug. Op 19-jarige leeftijd vierde hij triomfen bij de première van zijn 1e symfonie, waarmee hij met lof afstudeerde aan het conservatorium van St. Petersburg, waar hij studeerde bij Alexander Glazoenov en Maximilian Steinberg. Hoewel duidelijk een jeugdwerk, bevat deze 1e symfonie reeds alle kenmerken die de rijpere Sjostakovitsj later zouden karakteriseren: meesterlijke orkestratie, bizarre contrasten en stekelige dissonanten.
Na zijn periode aan het conservatorium werd Sjostakovitsj opgenomen in de kunstzinnige kringen rond maarschalk Toechatsjevski, onder wiens patronage hij zich aanvankelijk in alle rust kon ontwikkelen. In deze periode ook sloot hij de legendarische weddenschap af met de dirigent Nikolai Malko, dat hij het populaire Tea for Two in minder dan een uur een betere orchestratie zou kunnen geven dan de oorspronkelijke versie van Vincent Youmans. Onnodig te zeggen dat Sjostakovitsj de weddenschap won, in 45 minuten.
In deze vroege periode kwamen onder andere zijn 2e en 3e symfonie tot stand, modernistische muziek, die typerend zijn voor de transitionele fase waarin de Russische kunst zich bevond en de relatieve vrijheid in de nadagen van Lenins Nieuwe Economische Politiek. Met de komst van Stalin zou dit drastisch veranderen. Achteraf beschouwde Sjostakovitsj deze twee werken als zijn minst geslaagde symfonieën.

Sjostakovitsj en het Stalinisme

Sjostakovitsj was een overtuigd socialist en communist, maar kende menig aanvaring met het centrale gezag in Moskou. Desondanks bleef hij zijn gehele leven in de Sovjet-Unie wonen, en kon hij weinig begrip opbrengen voor zijn collega's Prokofjev en Stravinski die (aanvankelijk) het vaderland de rug toegekeerd hadden. De eerste serieuze aanval die op hem werd gericht was de kritiek in de Pravda op zijn opera Lady Macbeth van het Mtsensk district (naar het boek van Nikolaj Leskov) op 28 januari 1936. "Chaos in plaats van muziek" kopte de krant, en het was duidelijk dat, hoewel de opera al geruime tijd met veel succes gebracht werd, Stalin het werk niet kon waarderen.
Sjostakovitsj redde het vege lijf door zijn 4e symfonie terug te trekken. De repetities voor de première in Leningrad, onder leiding van Fritz Stiedry, waren reeds in volle gang, maar leken uit te draaien op een fiasco. Sjostakovitsj sprak later "Ze waren niet gewoon slecht, ze waren abominabel!" Overigens zou hij ook toegeven dat zijn 4e symfonie 'megalomane trekjes' vertoonde. Hij revancheerde zich met zijn 5e symfonie, die als ondertitel meekreeg het antwoord van een Sovjetartiest op gerechtvaardigde kritiek. Hoewel zijn reputatie was herbevestigd, en zijn leven, ondanks de woelige tijden (Toechatsjevski werd valselijk van spionage beticht en geëxecuteerd, Sjostakovitsj' andere mecenas, Meyerhold, werd slachtoffer van één van de vele verdwijningen) voorlopig was gered, was Sjostakovitsj niet gelukkig met dit werk. "Het moet toch voor iedereen duidelijk zijn wat daar gebeurt. Het is alsof iemand je met een stok slaat en zegt "het is jouw taak om vreugde te brengen, het is jouw taak om vreugde te brengen", en je staat op, kreunend, en zegt "het is mijn taak om vreugde te brengen, het is mijn taak om vreugde te brengen!""
Zijn 6e symfonie, met een opmerkelijke lange en trage opening, gevolgd door twee korte snelle delen, wordt door de sovjet-kritieken gezien als "een meditatie over voorbije zorgen, gevolgd door een bevestiging van huidig geluk". Maar Sjostakovitsj - inmiddels vader van twee kinderen; dochter Galja, zoon Maksim - had hij weinig reden tot geluk in de 'communistische heilstaat'. De terreur en de zuiveringen hadden een hoogtepunt bereikt, de Tweede Wereldoorlog stond op het punt om uit te breken, en beroemdheid in binnen- en buitenland was geen enkele garantie gebleken voor overleven.
Onder die omstandigheden begon Sjostakovitsj aan zijn 7e symfonie, opgedragen aan zijn geboortestad Leningrad. Hoewel de Sovjet-propaganda er graag het heldhaftig verzet en het lijden van het volk onder het juk van het Duitse beleg in wilde zien, zag Sjostakovitsj er zelf liever het lijden in het algemeen in verbeeld: "Mijn 7e symfonie gaat over het Leningrad dat door Stalin werd verwoest, en waar Hitler slechts de genadeklap uitdeelde."
Kort na het beleg publiceerde Sjostakovitsj zijn tweede grote 'oorlogssymfonie', de 8e. Het is een somber, pessimistisch werk, waarin Sjostakovitsj tracht "de horror van de oorlog te verbeelden, waarin het volk snakt naar vrede, veel meer dan naar de overwinning." De 7e en 8e symfonie doen de ster van Sjostakovitsj in het buitenland tot ongekende hoogten rijzen. Zijn portret, voorzien van helm en uniform van brandweerman, siert de omslag van Time Magazine en Sjostakovitsj wordt - voor even althans - een door Stalin geliefkoosd propaganda-object.
Aan deze korte opleving komt een abrupt einde in 1948. Allereerst was daar zijn 9e symfonie, die - anders dan wat Stalin had gehoopt - geen navolging van van Beethovens 9e en dus een grandioos overwinnigs-epos en eerbetoon aan de natie en haar grote leider was geworden, maar eerder een even lichtvoetig als sarcastisch miniatuur. Vervolgens werd Sjostakovitsj, samen met andere corifeeën als Prokofjev en Aram Chatsjatoerjan door Stalins culturele rechterhand Zjdanov genadeloos neergesabeld als 'perverse formalisten'. Voor Sjostakovitsj betekende deze publieke afstraffing een keerpunt in zijn leven. Vanaf nu schreef hij voornamelijk weinig betekenisvolle 'socialistisch realistische' muziek, die de goedkeuring van de censor kon wegdragen, zoals het Lied van de Wouden en de filmmuziek bij De val van Berlijn. Zijn belangrijke werken uit die periode - waaronder vier strijkkwartetten, het 1e vioolconcert, en de liedcyclus Uit Joodse volkspoëzie - werden echter achtergehouden in afwachting van rustiger tijden.

Na de dood van Stalin

Pas na de dood van Stalin in 1953 kwam Sjostakovitsj's symfonische productie weer op gang, met zijn 10e symfonie, een werk dat een duidelijke weergave biedt van de confrontatie tussen de componist en de dictator en een reflectie op zijn 'marteljaren' alsmede zijn vreugde en ongeloof over het heengaan van Stalin en de hoop op een periode van 'dooi'. Het tweede deel, een wild, vreeswekkend en overweldigend scherzo, is een muzikaal portret van Stalin. In de finale van de symfonie wordt tegenover het Stalin-thema Sjostakovitsj' muzikale anagram D-Es-C-H gepresenteerd, dat halsstarrig in verschillende instrumentaties wordt herhaald met een voor Sjostakovitsj typerende brutaliteit die voor kenners niet mis te verstaan is! Met dit thema eindigt de symfonie, de triomf aanduidend van de kunst(enaar) over de dictator.
In hoog tempo volgden de 11e symfonie "Het jaar 1905", waarin Sjostakovitsj zich opnieuw een trouw kind van de revolutie toonde en waarin symfonisch bewerkte revolutionaire liederen een hoofdrol spelen, maar waarin ook -voor wie dat horen wil- een duidelijke kritiek en vingerwijzing naar de neergeslagen Hongaarse Opstand van 1956 te horen valt, en de zwakke 12e symfonie "het jaar 1917", die aanvankelijk als een portret van Lenin geconcipieerd werd, een plan dat Sjostakovitsj echter al snel liet varen.
Controversieel werd zijn werk andermaal met de première van zijn 13e symfonie, Babi Jar. Het werk kan worden gezien als een kritiek op het leven in de Sovjet-Unie onder Stalin. De titel van de symfonie is ontleend aan het eerste deel, een toonzetting van een bekend gedicht van Jevgeni Jevtoesjenko. Babi Jar is een ravijn buiten Kiev waar in 1941 meer dan 100.000 joden door de nazis werden vermoord. Hoewel het gedicht de censuur al veel eerder was gepasseerd, eiste de censor voor de symfonie dat de tekst zou worden aangepast; 'In Babi Yar liggen Russen en Oekraïners, ze liggen er samen met Joden'. Desondanks konden deze wijzigingen niet verhullen dat Sjostakovitsj nadrukkelijk het antisemitisme in de sovjet-samenleving hekelde. "Er stroomt geen Joods bloed door mijn aderen, maar ik voel de verachtelijke haat van alle antisemieten als ware ik een Jood. Het is daarin dat ik mij een ware Rus toon!"
Ook de overige delen, door Jevtoesjenko speciaal voor deze symfonie geschreven, laten nauwelijks verbloemde kritiek horen. Het derde deel 'Angst' beschrijft de donkere jaren van de verdwijningen, waar een nachtelijke klop op de deur het einde kon betekenen. Deel 4 'In de winkel' bezingt de Russische vrouwen, die na hun noeste arbeid in de oorlogsfabrieken en aan de betonmolens voor de wederopbouw, elkaar nu terugvinden in lange rijen voor lege winkels, en andermaal dragen zij hun lot in lijdzaamheid.
Het was de laatste muzikale maatschappijkritiek die tijdens zijn leven werd gepubliceerd. Na de 13e symfonie werden zijn werken steeds meer in zichzelf gekeerd, mede onder invloed van zijn kwakkelende gezondheid. Ook de dood, in 1954, van zijn geliefde eerste echtgenote Nina raakte hem diep. De 14e symfonie is een donkere, zwaarmoedige liedcyclus met de dood als centraal thema, de 15e symfonie is een ultieme zelfreflectie, met vreemde citaten uit de Ouverture Wilhelm Tell van Rossini en verwijzingen naar Wagners opera's Die Walküre en Tristan und Isolde, de onvoltooide 10e symfonie van Gustav Mahler en de koperkoralen van Gabriëli. Het stuk ademt constant spanning uit, afgewisseld door rustige en bijna vrolijke gedeelten. Het thema van de symfonie is niet bekend, maar de zoon van Sjostakovitsj, Maxim, die de première dirigeerde op 9 januari 1972, vermoedde dat de symfonie handelt over de menselijke levenscyclus.
Slechts in de pas onlangs uitgegeven 'hysterische operette' Rajok toonde Shostakovitsj nog éénmaal zijn meedogenloze sarcasme, in een niets verhullende kritiek op de Russische bureaucratie en Zjdanovs aanval op het formalisme in het bijzonder.
Sjostakovitsj legde zich na 1956 voornamelijk toe op kamermuziek, met name zijn laatste 10 strijkkwartetten. Werden aanvankelijk zijn strijkkwartetten door de kritieken nog als 'ondergeschoven kindje' behandeld, met zijn 8e strijkkwartet toonde Sjostakovitsj ook op dat terrein wezenlijke dingen te zeggen te hebben. Volgens de officiële versie was het kwartet geïnspireerd door de aanblik van de ruïnes van de stad Dresden, en het werk werd dan ook opgedragen aan 'alle slachtoffers van het fascisme', maar sinds de gedeeltelijke publicatie van de briefwisseling van Sjostakovitsj in 1993 weten we dat het 8e kwartet helemaal niet in Dresden is gecomponeerd en weinig of niets met het fascisme te maken heeft. Het is bedoeld als een soort "in memoriam" van Sjostakovitsj zelf, geschreven "omdat toch niemand anders een werk te mijner nagedachtenis zou schrijven". De alomtegenwoordigheid van het DSCH-motief en de vele verwijzingen naar eigen werken, met name zijn 1e en 8e symfonie, de opera Lady Macbeth en het 2e pianotrio geven aan dat dit werk een heel persoonlijke en aangrijpende autobiografie vormt. Het 8e strijkkwartet - later door Rudolf Barshai bewerkt tot een al even aangrijpende kamersymfonie - is een uiterst persoonlijke uiting van angst en wanhoop. Net als in de door merg en been snijdende passacaglia van het 1e vioolconcert kan hier zelfs iemand die niets weet van Sjostakovitsj's voortdurende strijd om te overleven en tegelijkertijd toch zijn artistieke integriteit te behouden, de wanhoop van de componist niet ontgaan.
Dmitri Sjostakovitsj stierf op 68-jarige leeftijd aan longkanker en kreeg een nogal pompeuze staatsbegrafenis in Moskou.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home